Coronabomen, speelcontainers en parklets
De coronacrisis en het gedwongen isolement van velen maakt duidelijk hoe dierbaar de openbare ruimte ons is. Ze speelt een elementaire rol in het functioneren van ons sociaal weefsel. In steden en dorpskernen zijn straten en pleinen leeg. De parken en de groengebieden errond zijn een toevluchtsoord geworden om even op adem te komen. Nu we beperkt zijn in onze verplaatsingen, is bij veel mensen de nood en behoefte aan kwaliteitsvolle verblijfsplekken in eigen buurt zeer concreet. Zal deze crisis blijvende gevolgen hebben voor de manier waarop de samenleving de openbare ruimte gebruikt en beleeft? Infopunt Publieke Ruimte (Voetgangersbeweging vzw) stelt dat de openbare ruimte zich vandaag meer dan ooit tevoren openbaart als bouwsteen voor een mentaal weerbare en sociaal gelijke samenleving.
Nu musea, evenementenhallen, theaters, sportevenementen, horeca en andere openbare ontmoetingsplaatsen op slot zijn, is de openbare ruimte de enige plek waar mensen nog ‘uit hun kot’ kunnen komen. En zelfs daar is de bewegingsvrijheid beperkt en strikt geregeld. Voor veel mensen zit er niet anders op dan een blokje om te lopen. Wie geluk heeft, kan op wandel- of fietsafstand een park of natuurgebied bezoeken maar dat voorrecht is lang niet iedereen gegeven. Het goede weer zou in normale tijden mensen naar buiten lokken voor een zaterdagse shoppingmiddag, een terrasje met vrienden, een teambuilding of een gezinsuitstap. Dat dit nu niet mag, ervaren we als een gemis. Vooral ouderen en kinderen worden hard getroffen door deze situatie van maatschappelijke inertie. Bovendien maakt de onzekerheid en de rekbaarheid van het begrip ‘tijdelijk’ het gedwongen isolement voor hen vaak uitzichtloos. Ouderen hebben dikwijls minder toegang tot sociale en digitale media en met name rusthuisbewoners blijven verstoken van sociaal contact. Een praatje met de buren lukt misschien nog net maar samenkomen in het kaartershuis of de seniorenclub is niet aan de orde. Kinderen en jongeren die geen tuin hebben, kunnen nergens de buitenlucht opzoeken. De schoolspeelplaats blijft leeg; speeltuinen, speelbossen en skateparken zijn een afgespannen met lint. Solidaire buurtbewoners zetten teddyberen achter het raam zodat de allerkleinsten toch nog wat amusement kunnen vinden in de buitenlucht. Maar eens de berenjacht is volbracht, is de lol er af. Gelukkig is er nog de natuur die in bloei en in blad komt. Vogels zingen en hier en daar vliegen al vlinders rond. De intrede van de lente zorgt voor wat afleiding maar kan niet verhullen dat een mensenloze straat er troosteloos bij ligt.
Buitenlucht is een levensbehoefte
Deze crisis maakt duidelijk dat het belang van kwaliteitsvolle publieke ruimte in de onmiddellijke woonomgeving – in élke woonomgeving –tot dusver sterk werd onderschat. De meeste doorsnee straten zijn gebouwd om verplaatsingen te faciliteren, het zijn geen plekken om te vertoeven. In duizenden Vlaamse straten zonder groen, bomen, zitbanken of speelvoorzieningen valt weinig te beleven. Vandaag niet, gisteren niet en morgen ook niet. Nu veel mensen in het isolement van de eigen woning elk uur van de dag hetzelfde eentonig grijze uitzicht ervaren, komt dat gemis aan de oppervlakte. Een raam met uitzicht op groen, een bankje om even buiten te zitten of het geluid van een fontein maken letterlijk een wereld van verschil voor wie geen tuin heeft of beperkt is in zijn mobiliteit. Deze vaststelling is niet nieuw en zal ook niet in relevantie afnemen wanneer iedereen terug ‘uit zijn kot’ mag komen. Ook na deze crisis zullen veel mensen nog in een betrekkelijk isolement blijven leven of in een troosteloze omgeving blijven werken, net zoals dat ervoor het geval was. Denk aan ouderen of kansarmen met een beperkte actieradius. Denk aan langdurig zieken en bewoners van zorginstellingen of aan gedetineerden. Maar hetzelfde geldt voor werknemers die acht uur per dag tussen vier kantoor-of fabrieksmuren zitten. Niet toevallig worden de Brusselse parken rond lunchtijd overrompeld door duizenden joggers en wandelaars die hun werkplek ontvluchten. Een nabije plek in open lucht die afwisseling en verpozing biedt, is een levensbehoefte. De gunstige effecten van groen en van wandelen op de psychische en fysieke gezondheid zijn wetenschappelijk onderzocht en bewezen. Ook al nemen acute bekommernissen omtrent volksgezondheid, economie of simpelweg het zoeken naar huishoudelijke structuur op dit moment de bovenhand, toch is de coronacrisis ook een aanleiding om onze relatie met de publieke ruimte in vraag te stellen en te onderzoeken.
Leefomgeving als wapen tegen sociaal isolement
De voorbije jaren ging veel aandacht naar het ‘klimaatbestendig’ maken van de omgeving. Door ruimte te creëren voor water en groen, door gebouwen energieneutraal te maken, door te investeren in hernieuwbare energiebronnen, door groendaken aan te leggen, door minder te verharden. Op die manier wapenen we de omgeving tegen pieken van langdurige droogte, extreme hitte, krachtige stormen en overvloedige neerslag die ons in de toekomst steeds vaker te wachten staan. Door de uitgesproken focus op klimaatoplossingen zijn de oplossingen voor andere maatschappelijke problemen veronachtzaamd. De coronacrisis legt die met één knip bloot. Er zijn geen files meer, de lucht- en waterkwaliteit verbetert spectaculair, de natuur herovert in snel tempo terrein – met het wolvenkoppel August en Noëlla als vaandeldragers.
Tegenover deze optimistische signalen staat het doembeeld van een tweede coronagolf. En volgens sommige wetenschappers is de coronacrisis slechts een generale repetitie voor de pandemieën die ons in de toekomst nog te wachten staan. Het is niet ondenkbaar dat ‘lock down’ periodes de komende jaren en decennia een terugkerend fenomeen worden waarmee onze samenleving moet leren leven.
De transitie naar een klimaatbestendige leefomgeving moet gepaard gaan met een transformatie van de publieke ruimte als lokale oplossing en bouwsteen voor een weerbare samenleving. Ook na de coronacrisis zullen contacten met vrienden, familie, collega’s ongetwijfeld vaker via digitale communicatie blijven verlopen. Nu veel meer bedrijven de voordelen van videoconferenties hebben ervaren op de tijdsbesteding van hun personeel, is het haast ondenkbaar dat ze die efficiëntie weer overbood zouden gooien. Wellicht zullen digitale platformen, virtual en augmented reality een hoge vlucht nemen in het vrijetijdsaanbod. En toch kan niets de menselijke levensbehoefte wegnemen om buiten te komen en de geest vrij te maken. Daarom moet de meest nabije leef- en werkomgeving op een volwaardige manier aan deze dagelijkse behoefte kunnen voldoen. Vandaag is ‘nabijheid’ het codewoord.
Anders nadenken over publieke ruimte
De exponentiële toename van thuiswerk leidt in een vingerknip tot filevrije snelwegen. Wellicht wordt de coronacrisis de gamechanger om af te kicken van onze mobiliteitsverslaving. Als we daar de stijgende populariteit van deelmobiliteit bij tellen en er rekening mee houden dat een (nieuwe of tweede) eigen wagen door de economische gevolgen van deze crisis voor veel gezinnen niet langer haalbaar zal zijn, dan is de rekening snel gemaakt: minder behoefte aan particulier autobezit schept minder behoefte aan parkeerplaatsen. De coronacrisis kan de tendens die al geruime tijd bezig was versnellen: er komt meer ruimte vrij op straat die niet langer nodig is als parkeerruimte.
Deze periode moet voor burgers, gemeentebesturen en ontwerpers aanleiding zijn om zich te bezinnen over de meerwaarde van de publieke ruimte voor de nabije omgeving, los van het faciliteren van verplaatsingen. Een publieke ruimte die veel nadrukkelijker ten dienste staat van nabijheid: buurtwinkels, cafés, parken, volkstuinen, zorgcentra, sport- en cultuurvoorzieningen en stadsboerderijen die te voet of met de fiets bereikbaar zijn.
Zullen we overal het einde van de coronacrisis vieren met een grootschalige makeover van de openbare ruimte? Neen. Aangezien de coronamaatregelen de lokale middenstand zwaar treffen, is het niet ondenkbaar dat geplande werken voor langere tijd worden uitgesteld. Welk stads- of gemeentebestuur zal het aandurven om na de crisis alsnog over te gaan tot de heraanleg van winkelstraten en centrumgebieden waardoor de lokale economie alweer inkomsten derft? Bewonersvergaderingen kunnen voor lange tijd niet plaatsvinden waardoor geplande inrichtingswerken in veel gemeenten on hold staan. Een economische recessie zou ertoe kunnen leiden er wordt beknibbeld op investeringen in het openbaar domein en in het worst case scenario zullen aannemers, producenten en toeleveranciers van straatinrichtingsmaterialen de crisis niet te boven komen. Zo treft de coronacrisis op termijn ook de openbare ruimte.
Buurtverbeteringen met schaalvoordelen
Even recapituleren: 1) er is nood aan kwaliteit op buurtniveau; 2) meer groen helpt buurten klimaatbestendig te maken en biedt tegelijk sociale- en gezondheidsvoordelen; 3) er komt ruimte beschikbaar en 4) er is geen geld. Kunnen we die invalshoeken op korte termijn met elkaar verzoenen? Ja. Met beperkte budgetten is het mogelijk om op grote schaal kwaliteitsimpulsen te geven aan de openbare ruimte.
Het planten van bomen staan vaak symbool voor een nieuw toekomstbeeld na een periode van ingrijpende veranderingen. Na de Franse Revolutie verbeeldden vrijheidsbomen de vrijheid en democratie van een vernieuwde maatschappij. In 1792 stonden er in heel Frankrijk 60.000 vrijheidsbomen. In ons land waren de Boerenkrijg en de Belgische Revolutie aanleiding voor het planten van vrijheidsbomen. Na de wereldoorlogen plantten veel gemeenten vredesbomen of bevrijdingsbomen. En een halve eeuw later was de milleniumwisseling aanleiding om in heel Groot-Brittannië ‘Trees of Time’ aan te planten. De Vlaamse overheid riep elke gemeente op om één milleniumboom te planten. Waarom zouden we het einde van de coronacrisis en het begin van een nieuw tijdperk niet vieren met het aanplanten van coronabomen? Elke burger heeft recht op natuur in de buurt. Daarom moeten coronabomen in de eerste plaats komen in straten en wijken met gebrek aan groen. De ambitie moet zijn om op elke straathoek ruimte te maken waar een boom volwaardig kan uitgroeien. Door vrijkomende parkeerruimte in eerste instantie te claimen op straathoeken krijgen stadsbewoners extra groen binnen zichtafstand. Waar mogelijk worden de groene straathoeken verder uitgebouwd tot miniparkjes. Door de groene ruimte op te laden met zitgelegenheid, speelelementen, streetworkout toestellen of mini-hondenloopzone, versterken ze de sociale cohesie op buurtniveau. Invullingen die het buitenkomen en bewegen stimuleren, leveren bovendien op fysiek vlak eveneens gezondheidswinst op.
Naast bomen die pas groot zijn op langere termijn, is het zinvol om te onderzoeken hoe openbare ruimte op korte termijn kunnen worden opgeladen zonder een volledige makeover te ondergaan. Gent heeft bijvoorbeeld speelcontainers in de aanbieding. Deze open containers, uitgerust met bewegingstoestellen en spelvoorzieningen kunnen eenvoudig worden verplaatst van wijk naar wijk. Er kan worden gedacht aan ‘parklets’, een verbreding van het voetpad die de gebruikswaarde van een straat verhoogt met bijvoorbeeld zitgelegenheid, groen, kunst, streetworkout of speeltoestellen. Parklets kunnen tijdelijk, verplaatsbaar of permanent zijn.
Door op veel plaatsen tegelijk kleine ingrepen uit te voeren die de buurtkwaliteit verhogen, plukt de samenleving daar als geheel de vruchten van. Dergelijke quick wins kunnen een living lab zijn waarvan de resultaten kunnen worden toegepast bij latere integrale straatrenovaties. De publieke ruimte als medicijn voor een weerbare en sociaal gelijke samenleving, daar wil Infopunt Publieke Ruimte voor tekenen.
Jan Vilain
stedenbouwkundige, hoofdredacteur
Infopunt Publieke Ruimte