Pleidooi voor ruimtelijke zorg

“Ruimte is schaars”, hoor je wel eens. Volgens de Duitse architect en visionair Thomas Rau is dat een foute redenering. “Je spreekt toch ook niet over een schaarste aan Rembrandts?” stelt hij. “Het aantal werken van Rembrandt is simpelweg beperkt en met vierkante meters is dat net zo. Het land op onze planeet heeft een limiet.” Te brede wegen, te uitgestrekte verkavelingen, te megalomane winkelcentra, te verspreide bebouwing laten zien hoe kwistig we ook hier in Vlaanderen met de beschikbare vierkante meters planeet omspringen.

©Stad Gent. De vanzelfsprekendheid waarmee bestaande bomen behouden blijven bij een nieuwe inrichting van de ruimte, is een voorbeeld van ruimtelijke zorg (Drongenplein, Gent).

Het inzicht dat ruimte een beperkt goed is, is relatief recent. De stijgende welvaart in de naoorlogse decennia zorgde voor een grote behoefte aan ruimte voor woningen, bedrijventerreinen en infrastructuur. Een overkoepelend kader om de ruimteclaims van die groei in goede banen te leiden bestond niet. Elke gemeente sneed grond aan à la tête du client en de ruimte in Vlaanderen slibde dicht. Het inspireerde Renaat Braem in 1968 tot zijn essay ‘Het lelijkste land ter wereld’. Het besef groeide dat ruimte niet onbeperkt was en dat er nood was aan een betere ordening.

Bij de opmaak van de gewestplannen vanaf 1972 werd ijverig gekleurd, gepuzzeld en geordend met feitelijke en toekomstige bestemmingen totdat twintig jaar later duidelijk werd dat een historisch gegroeide chaos dan toch niet te ordenen valt.

Het planningsdecreet en de ruimtelijke structuurplannen van de jaren negentig waren erop gericht om de ruimtelijke chaos niet te laten ontsporen. Vooruitkijken dus, en beter plannen welke ontwikkelingen op welke locatie gewenst zijn. De ruimtelijke planning in Vlaanderen trok internationaal aandacht maar is tegelijk verzand in de eigen – vaak utopische en voor buitenstaanders ondoorgrondelijke – ambities. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vervelde tot Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

De evolutie van de ruimtelijke planning in Vlaanderen is er één van voortschrijdend inzicht en heeft gestaag een rijk en gevarieerd instrumentarium voortgebracht. Al deze plannen en beleidsdocumenten geven houvast en richting op de lange termijn en zijn daarom waardevol. Vele in omloop zijnde groenstructuurplannen, beeldkwaliteitsplannen, hemelwaterplannen, integrale plannen openbaar domein, masterplannen, landschapsbeheerplannen, hebben slechts hun waarde en betekenis zolang er ambtenaren én beleidsmakers zijn die erin geloven en er vorm aan willen geven. Een werk van lange adem dat vele legislaturen overstijgt en daardoor fragiel is.

Niet al deze plannen en instrumenten bieden echter een antwoord op de noden van de korte termijn. In navolging van de ruimtelijke ordening en de ruimtelijke planning, wil ik daarom een pleidooi houden voor ruimtelijke zorg. Ruimtelijke zorg betekent ruimte optimaliseren door daadkrachtig en efficiënt ingrijpen waar en wanneer het nodig is. Ruimtelijke zorg kan een gevolg zijn van wat in inrichtings- en beheerplannen is vooropgesteld maar mag niet afhankelijk te zijn van trage processen.

Ruimtelijke zorg kan plaatsvinden op meerdere schaalniveaus, van grote landschappelijke gehelen (nationaal park, Sigmaplan) tot losliggende tegels, onkruidbeheer en knotten van bomen. Olifantenpaadjes, wegkwijnende aanplantingen, met gietasfalt opgelapte natuursteenverhardingen, wegdekverzakkingen, woekerende exoten, verwaarloosd straatmeubilair, kapotte speeltoestellen en vermolmde vlonderpaden zijn kleine symptomen van een gebrek aan ruimtelijke zorg. Op grotere schaal toont het PFOS schandaal hoe een gebrek aan (voor)zorg kan leiden tot hectaren verspilde, kostbare ruimte. Voorbeelden die het gevolg zijn van een gebrek aan interactie tussen enerzijds planning en ontwerp en anderzijds beheer of nazorg – meestal  onbedoeld, soms tegen beter weten in.

Wanneer aandacht voor het latere beheer van ruimte en groen in de ontwerpfase wordt meegenomen, is dat een goede basis voor ruimtelijke zorg. Ruimtelijke zorg moet kort op de bal kunnen spelen zodat de negatieve spiraal van verwaarlozing en teloorgang geen kans krijgt. Wat verloren gaat, is vaak onomkeerbaar of vraagt torenhoge herstelbudgetten – zeker wanneer het om erfgoed of levende materie gaat. Ruimtelijke zorg is erop gericht om die noden te detecteren en ad rem oplossingen aan te reiken.

Ook wie actief is in landschapszorg, natuurbeheer en openbaar groen kan een steentje bijdragen. Een paar voorbeelden? Het weloverwogen afleveren of weigeren van kapvergunningen is een binnenkopper. Ontharding is een quick win. Het in stand houden, onderhouden en opnieuw aanplanten van kleine landschapselementen als ecologische corridors en buffers tegen erosie is niets minder dan landschapszorg. Het verbeteren van groeiplaatscondities voor oude bomen in stedelijk weefsel is een teken van bezorgdheid voor deze veteranen. Net zoals niet meer maaien onder bomen hen vrijwaart van verdichting en wortelschade. Met de omvorming van bermen en gazons naar ‘gewild gras’ zorgen veel gemeenten voor hun kleinste, zespotige inwoners.

Ruimtelijke zorg is het resultaat van daadkracht van bezorgde beleidsmakers, krijgt vorm door terreinkennis en praktijkervaring van toegewijde ambtenaren en wordt mee gedragen door geëngageerde burgers. Ruimtelijke zorg heeft in tegenstelling tot ruimtelijke ordening of ruimtelijke planning geen eigen bureau in het gemeentehuis. De verantwoordelijkheid voor ruimtelijke zorg zit niet bij één dienst of persoon maar zou een evidente reflex moeten zijn bij eenieder die betrokken is bij ontwerp, inrichting en beheer van de ruimte. Zorg jij er mee voor?  

 

Jan Vilain, landschapsarchitect-stedenbouwkundige
Infopunt Publieke Ruimte